Lawine Piepers

Lawine piepers: Analoog versus digitaal In december 1997 bracht Backcountry Access met de Tracker DTS de eerst digitale lawine pieper op de markt. Een jaar later kwamen de ARVA 9000 en de Ortovox M1. De conclusie, van de uitgebreide LVS-98 test door het Lawine-instituut in Davos, was dat deze digitale lawine piepers veelbelovend waren, maar nog teveel mankementen vertoonden om ze boven analoge modellen te prefereren. Inmiddels zijn er nieuwe en verbeterde digitale apparaten te koop. Moet je je analoge lawine pieper nu echt met pensioen sturen?In dit artikel worden een aantal begrippen nader uitgewerkt, zodat je zelf product specificaties van fabrikanten en tests beter kan interpreteren. Te beginnen met analoog en digitaal: Alle lawine piepers ontvangen en zenden analoog, in de vorm van een elektromagnetisch signaal (niet hoorbare radiogolven op 457 kHz). Het verschil tussen analoge en digitale apparaten zit in het omzetten van ontvangen signalen. Bij analoge apparaten wordt het ontvangen signaal real-time (dus zonder vertraging) en 1:1 omgezet in een hoorbaar signaal, waarbij de geluidssterkte de afstand tot het slachtoffer weergeeft. Dit kan ondersteund worden met het omzetten naar een zichtbaar signaal in de vorm van een rij lampjes of een meter.Bij digitale lawine piepers wordt het ontvangen signaal door een microprocessor via een wiskundig algoritme omgerekend. Dit resulteert in een uitlezing van de afstand tot een slachtoffer op een schermpje en van de richting via een serie lampjes of een pijl op de display.Omdat uit onderzoek gebleken is dat onze hersenen audio signalen sneller verwerken dan visuele input, wordt naast de display soms ook een geluidssignaal gebruikt. Daarbij kan de afstand tot het slachtoffer behalve door geluidssterkte ook door de frequentie of toonhoogte worden weergegeven. De digitale bewerking levert een vertraging op van het signaal. Bij de Tracker duurt het rekenen 50 milliseconden, bij de Ortovox M1 kost het twee seconden voordat de uitlezing op het display is af te lezen. Niet te snel heen en weer bewegen dus bij het zoeken met een digitale pieps, anders ga je die vertraging merken. Zolang je ontvangst hebt geeft de Tracker de afstand tot een slachtoffer aan. De Ortovox M1 doet dat pas als de afstand minder dan 50 meter is en de Arva 9000 geeft dit afstand alleen aan als dit onder de 10 meter is; pas dan wordt de digitale functie ingeschakeld.BereikAlle apparaten, zowel analoog als digitaal, hebben ongeveer dezelfde reikwijdte als het om de zendfunctie gaat. Maar analoge lawine piepers hebben bij het ontvangen van een signaal gemiddeld een groter bereik (90 meter bij de SOS-F1-ND) dan digitale apparaten (30-60 meter). Dit komt door beperkingen bij berekeningen door de microprocessor. Het ontvangstbereik is bepalend voor de breedte van de banen waarin de lawine bij het grofzoeken verdeeld moet worden, op zoek naar het eerste signaal. Het door fabrikanten aangegeven maximale bereik (voor analoge apparaten al gauw iets van 80 meter) is niet de breedte van je zoekstrook! Voor de berekening van die breedte wordt er namelijk van uitgegaan dat je theoretisch 98% kans moet hebben om het signaal op te vangen. In de tabel staan de zoekbreedtes volgens de LVS-98 test: Ontvanger Zoekbreedte Secundaire zoektijd Arva 9000 18 meter 3:14 minuut Ortovox M1 21 meter 2:22 minuut Tracker DTS 20 meter 2:04 minuut Barryvox Vs 2000 50 meter 3:09 minuut Pieps Opti 4 29 meter 2:54 minuut Een groot ontvangstbereik is in theorie vooral gunstig als je een brede lawinebaan moet doorzoeken. De zogenaamde primaire zoektijd, dat wil zeggen totdat een eerste signaal wordt opgevangen, is korter. Maar uit analyses van totale zoektijden bij Amerikaanse lawine ongevallen (dus praktijk, geen theorie) blijkt dat het bereik geen statistische relevant verschil geeft in totale zoektijd, zelfs niet als de Barryvox wordt vergeleken met de Skadi (een oud type apparaat met een zeer beperkt bereik). Deze resultaten zijn simpel te verklaren: Weliswaar is de primaire zoektijd korter, maar de secundaire zoektijd (de tijd tussen het opvangen van het eerste signaal en het uiteindelijk lokaliseren van het slachtoffer) is langer, omdat het slachtoffer bij het opvangen van het eerste signaal nog veel verder weg ligt. Zeker een ongeoefende toerskiër doet er dan langer over om het slachtoffer uiteindelijk te lokaliseren, omdat hij over grotere afstand de sterkte en richting van het signaal moet interpreteren, wat bij grofzoeken niet nodig is. Met uitzondering van de Arva 9000 reflecteren de gemiddelde secundaire zoektijden (door ervaren mensen!) uit de LVS-98 test inderdaad dit effect, zoals te zien in de tweede kolom van de tabel. Het door sommige fabrikanten gebruikte argument van een grote reikwijdte is dus een wassen neus. Het zou positief kunnen werken bij zeer brede lawinebanen waarbij tevens niet gezien is waar het slachtoffer is verdwenen. Een groot bereik werkt in elk geval averechts op de secundaire zoektijd, met name bij niet-geroutineerde helpers. ZoekmethodesEr zijn twee zoekmethodes te onderscheiden: Het grid-zoeken is de oudste en meest wijdverbreide methode, die gebruikt wordt voor het zoeken met analoge apparaten. Vanaf het punt waar het eerst een signaal wordt opgevangen loopt de zoeker langs een rechte lijn totdat het signaal zwakker wordt en dan langs dezelfde lijn terug tot het punt met het sterkste signaal, slaat daar een haakse hoek en herhaalt de procedure. Veel tijd gaat zitten in het voor- en weer achteruit lopen om de positie met het sterkste signaal te bepalen. Het zoeken langs de veldlijnen wordt gebruikt bij het digitaal zoeken, maar kan ook met analoge apparaten worden toegepast. Elke paar meter wordt door horizontaal heen en weer bewegen van de pieper bepaald in welke richting het signaal het sterkst is. In die richting worden een aantal stappen gedaan voordat de richting opnieuw bepaald wordt. Bij deze zoekmethode kost het tijd telkens stil te staan en richting te bepalen. Voor het nauwkeurig lokaliseren op de laatste meters moet tenslotte het grid-zoeken worden toegepast. PULS FREQUENTIEDe voorgeschreven standaard voor puls frequenties van lawine piepers is 0.9 0.4 seconde. Dit laat ruimte voor variatie. Figuur 5 geeft aan hoe verschillend de uitgezonden signalen kunnen zijn

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *